image/svg+xml

De buitenplaats Langeveldsloo in Wijhe

Verhaal

De buitenplaats Langeveldsloo in Wijhe

Plaatje bij verhaal: langeveldsloo.jpg

In het schoutambt (1) Wijhe lag de havezate Langeveldsloo. In 1382 werd er al melding van deze havezate gemaakt. In dat jaar werd dit goed door Hendrik Machoris in leen gehouden van de bisschop van Utrecht. Voor de geschiedenis tot 1812 wordt verwezen naar de beschrijving in het boek : "De havezaten in Salland" van de heren A.J. Mensema en jhr. A.J. Gevers.

In 1812 wordt het buiten "Langeveldslo" in het openbaar verkocht. Het goed werd in de toenmalige aankondigingen omschreven als "bestaande in een capitaal heerenhuis, waarin acht spasieuse beneden en zeven bovenkamers, ruimte zolders, keuken, provisiekamers, twee bouwhuisen waarin ruime stalling voor paarden en beesten, tuinmanswoning, koetshuis, schuur, zeer fraaye en groote tuin met beste vrugtbomen beplant, broeyeryen, vyvers, extra fraaye wandelingen, alles binnen een ruime gragt besloten, voorts geëxtendeerde akkermaalsbosschen, ruime alées met allerlei bomen beplant, lommeryk bosch van schoone eiken, beste weyde-, hooy- en bouwlanden, twee grote catersteden, alles by elkander gelegert".

Ook een gestoelte en een graf in de kerk van Wijhe en het mede-recht van collatie (2) aldaar waren aan de havezate verbonden. Het betrof een openbare gerechtelijke verkoop. Blijkens het op 13 oktober 1813 geslagen vonnis werd het landgoed of de havezate "Het Langeveldsloo" voor 12.450 franken (3) of 5928 gulden toegewezen aan de heer Bernardus Josephus van Sonsbeeck, eigenaar van Den Alerdinck. De heer G.J. Lentink trad hierbij als gemachtigde van hem op. In september 1814 liet hij het huis op afbraak verkopen. Beide bouwhuizen bleven bespaard. Het huis moest vóór 1 november 1815 gesloopt zijn. Jan Kortenhorst te Raalte betaalde daar toen 4660 gulden voor.

In historisch perspectief bezien is afbraak van een havezate niet zo verwonderlijk. Op de eerste plaats waren de bouwmaterialen schaars en daardoor duur. Verder volgde na de inval van de Franse troepen in 1795 de omwenteling. Voor vele riddermatigen (4) kwam dit als een geschenk. Het verloste hen van de voornaamste plicht: het instandhouden van een havezate met de daarbij behorende goederen. Al spoedig gingen de meeste riddermatigen over tot verkoop van hun bezit en niet zelden ging het gepaard met afbraak van de havezate.

Gelijktijdig werden 980 stuks zware eiken, 96 beuken en 34 lindebomen geveild. De bomen moesten vóór 1 mei 1815 geveld zijn. Voorstelbaar is hoe kaal het landschap na die sloping moet zijn geworden. Toch is het geen totale kaalkap van het landgoed geweest. Op het kadastrale kaartmateriaal uit 1832 zien we een lanenstructuur. Gelet op de kadastrale omschrijving van de cultuurtoestand van de respectievelijke kadastrale percelen moet de houtkap in 1814/1815 een kaalkap van nagenoeg alle lanen betekend hebben, inclusief de lanen rondom de omgrachte buitenplaats met tuin en boomgaard. De lanen rondom de oorspronkelijke buitenplaats zijn vóór 1832 al weer ingeplant. Bij de omschrijving van de cultuurtoestand zien we namelijk opgaand bos. De lanen aan de buitengrens van het landgoed zijn voor een deel omgevormd naar weiland.

Uit de kadastrale gegevens van 1832 blijkt verder, dat de plek van de oorspronkelijke bouwhuizen nu aangeduid wordt met "huis en schuur" (tegenwoordig adres: Langeveldsloo 4 te Wijhe). Het kasteeleiland is omgevormd naar weiland. Binnen de buitengracht zijn alleen de boomgaard (deels) en de twee vijvers intact gebleven, terwijl de omgrachte (moes)tuin omgevormd is tot bouwland en het voorplein tot weiland.

Op het landgoed treffen we in 1832 verder nog twee bescheiden erfpercelen aan, waar alleen een huis zou staan. Het betreffen de erfpercelen "Post" (later aangeduid als "Bruggeman", tegenwoordig adres Langeveldsloo 2 te Wijhe) en "Klein Langeveldsloo" (tegenwoordig adres Langeveldsloo 6). Op dat moment zijn er bouwlanden, weilanden en hooilanden. Ook is er veel eikenhakhout. Het landgoed "Langeveldsloo" was op dat moment ongeveer 78 hectare groot.

Het landgoed "Langeveldsloo" wordt een onderpand voor de 10.000,- gulden die douarière J.P.H. von Knobelsdorff - Van Dedem tot den Gelder in april 1831 aan de heer B.J. Van Sonsbeeck leent. In april 1832 wordt de lening verhoogd tot 15000,- gulden. Naast het buitengoed "Langeveldsloo" diende het buitengoed "De Vos" (Hooglandweg) alsmede een stuk groenland in het nabijgelegen Lierderbroek, nu ook als zekerheidsstelling. Blijkens de hiervoor opgestelde akte behoorden tot het buitengoed "Het Langeveldsloo" mede de katersteden "Klein Langeveldsloo" en "Bruggeman", het voorheen bestaand hebbende erve "Den Knapen", bestaande uit drie woonhuizen en stallingen, hoven, bossen, lanen en bouw- en groenlanden. Het geheel was gelegen in Tongeren (gemeente Wijhe) en strekte van de Oude tot de Nieuwe Wetering. De oppervlakte bedroeg 78 hectare. Met uitzondering van een tussentijds verkocht (kleiner) stuk landbouwgrond, was in 1832 het landgoed qua omvang ten opzichte van de situatie in 1812/1813 niet gewijzigd.

Johanna Philippina Hermanna von Knobelsdorff was de dochter van Frederik Gijsbert baron van Dedem. Haar vader, eigenaar van onder meer de havezate "De Gelder" te Wijhe, was van 1785 t/m 1808 ambassadeur bij de Ottomanische Porte in Constantinopel geweest. In 1791 trouwde zij met de Pruissische gezant Friedrich Wilhelm Ernst Freiherr von Knobelsdorff. Omdat haar enige broer zijn hele leven vrijgezel bleef en kinderloos zou sterven, ging het landgoed "De Gelder" over naar haar. Ze moet vermogend zijn geweest.

Van de periode van 1 februari 1827 t/m 1 februari 1842 is een kasboek bewaard gebleven. Het geeft een goed beeld van dit landgoed over die periode. In 1827 treffen we als pachters aan de heren Wijermarsch, N. Kiekenbosch, Bruggeman, A. ten Broeke en Jacobsen. Andere namen van pachters die we in de loop der jaren aantreffen zijn de heren C.G. Dwars, B. Elshof, Smook, B. Dollekamp en Beumer.

In 1827 worden er eikenbomen en twee lindebomen verkocht. Het is het eerste bewijs dat er in de winter van 1814/1815 geen totale kaalkap van het landgoed heeft plaats gevonden.Verder wordt er in 1827 rijshout (rijssen) verkocht en worden er 450 stuks eikenplantsoenen (5) geplant. Evenals in andere jaren worden er dagloners ingehuurd. In de winer van 1829/1830 worden er peppels (peppelenbomen) verkocht. In het seizoen 1831/1832 worden er aan de stad Zwolle 70 zware kastanjes, 4 esdoorns en 500 eikenboomtelgen verkocht. Drie jaar later gevolgd door de verkoop van een niet nader genoemd aantal eiken, dennen en peppels. De bosbouwexploitatie zorgt in die jaren voor een aanzienlijke en constante inkomstenbron. Naast de verkooop van bomen behoort hiertoe ook de oogst van eikenhakhout en rijshout.

In 1832 vinden er werkzaamheden plaats aan Bruggemanshuis. Deze katerstede wordt onder meer voorzien van een nieuw rieten dak. Op 12 juni 1840 wordt er voor 425 blauwe vloertegels betaald. Dat jaar zijn ook uitgaven voor timmeren en verven. Met betrekking tot de aanwezige gebouwen zien we ook uitgaven als glasen maken, aanschaf van pannen, kalk en cement. Eén van de andere woningen op het landgoed wordt door Wijermarsch bewoond.

Een opvallende inkomstenpost is de ontvangst op 9 juli 1830 van 15 gulden van de heer C. Dwars voor de jachtpacht over het jaar 1829. Het is een periode dat er mede gelet op het aanwezige biotoop nog veel konijnen, hazen, fazanten, patrijzen en eenden geweest moeten zijn. Niet uitgesloten is dat er ook nog korhoenders waren die als schadelijk wild uit het boekweitgewas gehouden moesten worden.

Toponiemen die wij over de periode 1827 – 1842 één of meerdere malen in het kasboek aantreffen zijn "agter Niekes bakhuis" (N. Kiekenbosch?), akkermaalshout "Den Nijkamp", "Beld en Bleekkolk", "Beumerskoeland", "Bosch agter het bouwhuis", "Bosch tegen het bouwhuis", "Bruggemanshuis", "Bruggemanskampje", "Grotebosch", "Halve Steern", "Kleinste vette beesteland", "Knapenbosch", "Kolkweide", "Kraayenbosch", "Krukkenbosch", "Lange Allee van de Wetering tot aan huisstede" (Langeveldslooweg), "Molenkampsbosch", "Oude Bogaard met singel aan Krommeallee", "Remmelenkamp voor halve Steern", "Schapekamp", "Sterrebosch", "'t Maatje" en "Zwarte Landbosch".

De heer van Sonsbeeck verkocht dit landgoed op 29 januari 1842 voor 50.000 gulden aan Willem Hendrik Michgorius te Wijhe. De notariële akte is gepasseerd op 3 februari 1842. Later verhuisde de heer Michgorius naar Kleef en liet in 1849 "Het Langeveldsloo" openbaar veilen.

 

1) oude benaming voor gemeente

2) recht om een predikant te benoemen

3) Nederland viel destijds onder Frans bestuur

4) Adellijke bezitters van een havezate, met voldoende vermogen konden lid worden van Provinciale Staten. Zij werden riddermatigen genoemd. Er was nog geen algemeen kiesrecht.

5) Tak van een boom die men in de grond steekt om hem wortel te doen schieten

Auteur:Rondom de Toren, april 2013
Trefwoorden:Langeveldsloo, Bewoningsgeschiedenis, Van Sonsbeeck, Havezaten, Adel Overijssel
Periode:1812
Locatie:Wijhe
Thema's:Adel in Overijssel, Bewoningsgeschiedenis

Reacties

Aanstaande zaterdag 9 februari 2019 is er een open dag over genealogie en streekgeschiedenis in het Wijhes Museum, georganiseerd door de Historische Vereniging Wijhe. We proberen dan een antwoord op uw vraag te vinden.
Algemeen door anoniem op 05 Feb 2019 om 19:26:23

Ik heb deze foto jaren geleden gescanned foto en heb deze destijds aangeleverd bij "Wijhe in beeld". De originele foto heb ik nog steeds. De foto dateert uit eind jaren 50 (weet niet het exacte jaartal). Destijds werd het bewoond door mijn opa Antonius Hoogeland (staat ook op de foto met een bos hooi o.i.d. onder zijn armen). Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, Fons Temmink
Algemeen door Fons Temmink op 05 Sep 2019 om 06:27:35

Graag wil ik weten uit welk jaar de foto stamt. Wie woonde er ten tijde van de foto?
Algemeen door anoniem op 03 Feb 2019 om 16:38:30

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.