image/svg+xml

Wijhese verzet liet NSB-trein ontsporen

Verhaal

Wijhese verzet liet NSB-trein ontsporen

Plaatje bij verhaal: onbekende_trein.jpg

Het is begin september 1944. De geallieerde legers rukken op in België. Op 3 september wordt Brussel bevrijd en de volgende dag volgt Antwerpen. Er ontstaat grote opwinding onder de Nederlandse bevolking en een stroom van geruchten komt op gang. De geallieerden zouden de Nederlandse grens overschreden hebben en Breda zou al bevrijd zijn. N.S.B.-ers raken in paniek en vluchten naar het oosten en het noordoosten van ons land. Mussert zelf installeert zich op landgoed De Bellinckhof bij Almelo. Het is 5 september. Dolle dinsdag.

Na overleg met Werner Tölke van de verzetsgroep Veessen werd door het Wijhese verzet besloten een munitietrein die in de nacht van 5 op 6 september van Zwolle naar Deventer zou vertrekken, te laten ontsporen.                                               

Op de avond van die dag arriveerde Jan Janssen bij de boerderij van A.J. Berends aan de Withuisweg, even later gevolgd door Frans Goossen. Tegen middernacht gingen ze met z'n drieën door de weilanden naar de overgang bij de boerderij van Elshof aan de Scherpenzeelseweg. Hier voegden zich Tinus Zandbergen en de onderduikers Dick v.d. Riet en Chris Nijboer bij hen. De laatsten hadden het nodige gereedschap, bestaande uit o.a. koevoeten en kraagschroefsleutels bij zich, weggehaald uit een loodsje van de N.S. op het station van Wijhe. Gezamenlijk liepen ze een honderd meter langs de spoorbaan richting Olst. Bij kilometerpaal 56.9 werd begonnen met het demonteren van de lasplaten aan één rail. Ook een aantal moeren op de biels werden losgedraaid. Hierna kon de rail een eindje verschoven worden zodat de lasplaat ertussen gezet kon worden.

Gillen van de fluit

Nog voor ze aan de andere rail toekwamen hoorden ze de trein al naderen, veel vroeger dan waarop gerekend was. De groep vluchtte zo snel mogelijk in de richting van Boerhaar. Na korte tijd hoorden ze veel lawaai en het gillen van de fluit van de stoomlokomotief. Dat gillen zou nog lang aanhouden die nacht. Berends, Goossen en Janssen brachten de nacht verder door op de Boerhaar in een tuinhuisje van de familie Goossen en staken de volgende dag de IJssel over naar Westhof in Marle; de anderen keerden die nacht nog terug naar het dorp.

Op het station Wijhe deed H. Grafhorst die avond dienst en wachtte op een trein uit Zwolle. De vertraagde trein (een passagierstrein) arriveerde om 0.56 uur en vertrok vrijwel onmiddellijk weer. Nog geen vijf minuten later hoorde Gafhorst het aanhoudend gefluit van de locomotief en hield rekening met een ongeluk. Hij belde met Brouwer van wachtpost 47, die hem echter geen nadere bijzonderheden kon vertellen.

Hulptrein

Hierna waarschuwde Grafhorst zijn chef, de Wijhese politie en de chefs in Zwolle en Deventer, waarbij hij Zwolle tevens verzocht een hulptrein te sturen. Groepscommandant Van Dam, wachtmeester Portegijs en opperwachtmeester Denekamp hadden inmiddels, afgaande op het gefluit, de trein bereikt en na enige tijd arriveeerde ook de hulptrein uit Zwolle met de burgemeester die op het station Wijhe was ingestapt. Ze zagen de ontspoorde passagierstrein 1626, waarvan de locomotief, de tender en de platte wagen met afweergeschut waren ontspoord en gekanteld. De wagons stonden nog overeind.

Bij de trein troffen ze de 55-jarige machinist Alstadt aan, die ongedeerd was en de 22-jarige leerling-machinist J.J. den Berger, die lichte verwondingen had opgelopen. De passagiers van de trein bleken vluchtende N.S.B.-ers te zijn geweest, voornamelijk vrouwen en kinderen. Over dit laatste bestaat geen zekerheid, maar het is zeer wel mogelijk. Het was immers Dolle Dinsdag. Bovendien hebben mensen uit de buurt die nacht veel gepraat gehoord van passagiers, die langs de spoorlijn naar het dorp liepen. Bij de heer P.D. Baerends die aan de Enkweg woonde, de eerste zuidelijke weg van de bebouwde kom van Wijhe, hebben begeleidende Duitse militairen getracht telefonisch contact te krijgen met het station Zwolle, hetgeen niet lukte. Waar de treinpassagiers gebleven zijn is niet duidelijk geworden, maar zeer waarschijnlijk is een klein deel ondergebracht in de Gereformeerde school aan de Enkweg. Een na-oorlogse opgave van het schoolbestuur vermeldt n.l. dat na 5 september 1944 NSB-ers in de school waren ondergebracht.

In de loop van de volgende dag werden de rails gerepareerd en konden de wagons door een andere lokomotief worden opgehaald. Enkele weken later is ook de wagen met het afweergeschut opgehaald. De locomotief en de tender zijn pas in de zomer van 1945, dus na de bevrijding, door de N.S. verwijderd. Slechts de betonnen machinistenschuilplaats bleef nog liggen en herinnerde aan het gebeurde. Deze schuilplaats werd in 1987 op initiatief van de Historische Vereniging Wijhe naar het dorp gehaald en heeft een plaats gekregen bij het station.

De daders van de aanslag zijn door de Duitsers nooit gevonden en represailles naar aanleiding van deze sabotage bleven gelukkig uit. Wel werd namens de S.D. enkele weken later bekend gemaakt:

Dit dreigement is niet uitgevoerd.

*Dit verhaal is eerder gepubliceerd in Rondom de Toren, 1987, nr. 17.

Trefwoorden:Tweede Wereldoorlog, Sabotage, Verzet, Dolle dinsdag
Personen:Goosen, Janssen, Stuits, Stef, Berends
Periode:1940-1945
Locatie:Wijhe
Thema's:Verzet, Wijhe en de Tweede Wereldoorlog

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.